Bisdom Antwerpen

Hoger Instituut voor Godsdienstwetenschappen – Antwerpen

EXAMENREGLEMENT

Art. 1   Inleiding

Dit reglement legt de regels vast die een vlot en correct verloop van de examens aan het HIGW Antwerpen moeten waarborgen in opvolging van de bepalingen uit de statuten hierover.

Art. 2   Algemene bepalingen

§1 – Toepassingsgebied
Het examenreglement is van toepassing op alle examens aan het instituut waarvoor geen afwijkende bepalingen zijn vastgelegd overeenkomstig de in artikel 2 beschreven procedure.

§2 – Afwijkingen en aanvullingen
Afwijkingen en aanvullingen van dit examenreglement kunnen alleen worden toegestaan door de directeur, na advies van de docenten.
Afwijkingen en aanvullingen worden schriftelijk, zorgvuldig en voorafgaand aan het examen aan de betrokken kandidaten bekendgemaakt. De directeur bepaalt de geldigheidsduur van de toegestane afwijkingen.

§3 – Examenreglement
Alle examenkandidaten ontvangen een exemplaar van dit reglement. Het reglement is eveneens beschikbaar via de website van het instituut. Ook ligt er een exemplaar van het reglement ter inzage op het secretariaat van het instituut.

§4 – Bevoegd gezag
De bisschop van Antwerpen is het bevoegd gezag van het HIGW-Antwerpen. Bij delegatie behoort het HIGW-Antwerpen tot de bevoegdheid van de bisschoppelijk vicaris voor de diensten.

§5 – Raad van bestuur
De raad van bestuur is door het bevoegd gezag bekleed met de hoogste beslissingsbevoegdheid in verband met de organisatie van het HIGW-Antwerpen. De raad van bestuur bestaat uit de bisschoppelijk vicaris voor de diensten, de directeur, de bisschoppelijk vicaris of gedelegeerde voor het onderwijs, een lid van de stuurgroep van de opleiding Pastoraal Handelen, de diocesane opleiding voor permanent diaconaat en pastoraal werk.

§6 – Directeur
De door het bevoegd gezag benoemde directeur van het HIGW-Antwerpen is belast met het dagelijks bestuur, of bij diens afwezigheid zijn secretaris.

§7 – Kandidaat
Iedereen die door het bevoegd gezag tot het examen wordt toegelaten.

§8 – Examen
Als examen geldt het geheel van een afsluitende evaluatie van alle opleidingsonderdelen.

§9 – Examenzittijd
Als examenzittijd geldt een evaluatieperiode eindigend met een deliberatie.

§10 – Examenmoment
Als examenmoment geldt een tijdstip van examinering volgend op de respectievelijke vakken.

§11 – Examinator
De examinator is degene die belast is met het afnemen van het examen, dan wel met een of meerdere onderdelen daarvan.

§12 – Ombudspersoon
De ombudspersoon is door de directeur aangesteld om te bemiddelen bij klachten van een of meerdere kandidaten.

Art. 3   Examenzittijden en examenmomenten

§1 – Elk academiejaar organiseert het instituut twee examenzittijden.

§2 – In de loop van het jaar organiseert het instituut bovendien een aantal examenmomenten die kort na de beëindiging van de lesmodules worden voorzien. Over resultaten van deze examenmomenten wordt gedelibereerd tijdens de deliberatie volgend op de eerste zittijd.

Art. 4   Toelatingsvoorwaarden

§1 – Tot de examens worden toegelaten de kandidaten die zich hiervoor op de voorziene wijze hebben ingeschreven binnen de door het instituut vastgelegde periode.

§2 – Tot de examens worden toegelaten de kandidaten die vóór de aanvang van de examenzittijden alle schriftelijke werkstukken en stage-dossiers van didactische of theologisch-pastorale modules indienden en de didactische oefeningen afwerkten, tenzij aan de kandidaat een afwijking werd toegestaan. Bij inschrijving voor een examenmoment mogen de schriftelijke werkstukken om een ernstige en gewettigde reden na dit moment, d.i. op een andere door de docent vastgestelde dag nog vóór het einde van de examenzittijd, worden ingediend, tenzij deze werkstukken en stage-dossiers een integraal onderdeel uitmaken van de evaluatie op het examenmoment zelf.

§3 – Voor de zaterdagen waarop didactiek van het onderwijs, dan wel de vakken van de pastorale unit worden gegeven, is er een opkomstplicht. Ten hoogste mogen twee zaterdagen gemist worden, waarvan één gewettigd en één ongewettigd. Of er voor deze gemiste lessen tegenprestaties van de student verwacht worden, is afhankelijk van de titularis.

Art. 5   Ontwerp van het examenrooster

De directeur ontwerpt het examenrooster en legt dit bij vragen of twijfels vóór de publicatie ervan ter advies voor aan de ombudspersoon.

Art. 6   Aanvang en einde van de examenzittijden en examenmomenten

§1 – Jaarlijks stelt de directeur vóór de aanvang van het academiejaar de data voor de opening en de sluiting van de examenzittijden vast. Hij houdt daarbij rekening met de volgende algemene regels: de eerste examenzittijd is te bepalen binnen de eerste twee weken van juni; de tweede examenzittijd is te bepalen binnen de laatste week van augustus en de eerste week van september. Deze data worden opgenomen in de programmabrochure.

§2 – De data voor de examenmomenten hoeven daarentegen niet vóór de aanvang van het academiejaar vastgelegd te worden, maar worden ten minste drie weken vóór het beëindigen van de lessen van het betreffende opleidingsonderdeel door de directeur vastgelegd in samenspraak met de betrokken docent.

§3 – De duur van de examenzittijd of het examenmoment wordt bepaald door het aantal te examineren kandidaten en door de noodzaak de examens zo te spreiden dat aan de kandidaten een voldoende voorbereidingstijd wordt verzekerd.

§4 – Examinatoren en kandidaten houden zich strikt aan de vastgelegde examenregeling.

Art. 7   Examenbeurten

§1 – Een student kan voor eenzelfde examenonderdeel slechts één maal examen afleggen, tenzij hij hiervoor niet is geslaagd. Per academiejaar mogen kandidaten over eenzelfde opleidingsonderdeel niet meer dan tweemaal examen afleggen.

§2 – Binnen dezelfde examenzittijd of hetzelfde examenmoment kan een kandidaat slechts eenmaal hierover beoordeeld worden.

§3 – Een kandidaat die een examen aflegde op een bepaald examenmoment, en daarvoor niet slaagde of niet gedelibereerd werd tijdens de deliberatie volgend op de eerste zittijd, kan het examen slechts opnieuw afleggen tijdens de tweede examenzittijd.

Art. 8 Uitzondering examenregeling

Buiten de in artikel 6 vermelde examenzittijden en examenmomenten kan geen examen op geldige wijze afgenomen worden, behoudens een uitzonderlijke regeling ten gerieve van studenten die behoren tot bijzondere doelgroepen, toegestaan door de directeur en de betrokken examinatoren. De directeur kan het advies inwinnen van de ombudspersoon voor individuele gevallen of voor een groep kandidaten.

Art. 9 Informatie examens ad valvas

De directeur draagt er zorg voor dat de volledige en gedetailleerde regeling van zowel de examenmomenten als de examenzittijden ten minste drie weken voor de aanvang van de examens ad valvas aan de kandidaten wordt bekendgemaakt.

Art. 10  Samenstelling examencommissie

De examencommissie bestaat uit volgende leden, allen met beslissende stem: de directeur, tevens voorzitter van de examencommissie; de docenten en coördinatoren die verantwoordelijk zijn voor de quotering van opleidingsonderdelen die de kandidaten in het betrokken studiejaar hebben gevolgd; de stage-verantwoordelijken van de pedagogisch-didactische programma’s; de secretaris, die ambtshalve deelneemt en niet stemgerechtigd is – tenzij hij/zij ook verantwoordelijk is voor een quotering van een betreffend opleidingsonderdeel; de ombudspersoon met adviserende stem.

Art. 11 Plaatsvervanging examinator

Elk examen wordt afgenomen door de titularis van het examenvak. In geval van bloed- of aanverwantschap tot in de vierde graad tussen een kandidaat en een examinator verzoekt de examinator de voorzitter van de examencommissie een plaatsvervanger uit hetzelfde opleidingsonderdeel aan te duiden. Hetzelfde gebeurt bij overmacht in hoofde van de examinator.

Art. 12  Informatie vooraf over inhoud, doelstelling, verdeling quotering

§1 – De titularissen van de vakken geven van bij de aanvang van hun opleidingsonderdeel informatie over de inhoud en doelstelling, alsook over de examenstof en de evaluatiemethoden.

§2 – Indien in de loop van een academiejaar voor een (deel van een) opleidingsonderdeel een quotering wordt toegekend, delen de titularissen mee hoe deze quotering tot de berekening van de einduitslag van het betrokken examen bijdraagt.

§3 – Indien de examenstof of de evaluatiemethoden van de eerste examenzittijd of het examenmoment verschillen van die voor de tweede examenzittijd, delen de titularissen dat na de eerste zittijd aan de studenten mee.

Art. 13  Evaluatievorm

§1 – In samenspraak met de directeur bepaalt de titularis of een examen mondeling of schriftelijk dient te gebeuren. De tweede zittijd is in principe schriftelijk, tenzij de titularis dit anders bepaalt.

§2 – Om vooraf gekende redenen kan een kandidaat, als hij daar vóór de opening van de examenperiode om verzoekt, van de voorzitter van de examencommissie en van de examinator toestemming krijgen om examens op een andere dan de vastgelegde wijze af te leggen.

§3 – Bij een mondeling of gedeeltelijk mondeling examen wordt een aangepaste voorbereidingstijd toegestaan.

Art. 14  Plaats examens

Alle evaluaties worden afgenomen in een lokaal van het instituut, behoudens omstandigheden door de voorzitter van de examencommissie te beoordelen en met verzekering van het openbare karakter van het examen.

Art. 15 Openbaarheid examens

De examens zijn openbaar. Iedere kandidaat of docent heeft het recht voor elk examen de aanwezigheid van een tweede lid van de examencommissie te vragen en/of van de ombudspersoon. De laatsten mogen op geen enkele wijze het verloop van het examen beïnvloeden. De  kandidaat  – al dan niet door bemiddeling van de ombudspersoon – of de docent, richten hiertoe een gemotiveerd verzoek aan de voorzitter van de examencommissie.

Art. 16 Beoordeling examens

Elk examen wordt op twintig punten beoordeeld. Er wordt niet gewerkt met halve punten. De examinator deelt bij het einde van het examen de toegekende quotering niet aan de geëxamineerde mee.

Art. 17 Stopzetting examens

§1 – Een kandidaat die zich voor een examenzittijd of examenmoment heeft ingeschreven, en die niet aan de examens deelneemt of zijn deelneming stopzet, deelt dat onmiddellijk mee aan de voorzitter van de examencommissie. Deze verwittigt de betreffende examinator en, indien nodig of door de kandidaat gevraagd, de ombudspersoon.

§2 – Wanneer een kandidaat aan deze onmiddellijke mededeling niet voldeed en de reden hiervoor niet kan wettigen,kan hij overeenkomstig het tuchtreglement een sanctie oplopen. Hij kan door de examencommissie gelijkgesteld worden met de ‘niet geslaagde kandidaat’.

Art. 18 Wettige verhindering

§1 – Wanneer een kandidaat om een gewettigde reden verhinderd is om het examen af te leggen op het voorziene examenmoment waarvoor hij zich heeft ingeschreven, legt hij examen af in de eerste zittijd.

§2 – Wanneer een kandidaat op de voorziene datum en tijdstip tijdens een examenzittijd naar het oordeel van de voorzitter om een gewettigde reden verhinderd is om deel te nemen aan een bepaald examen, en dit voor het examen schriftelijk heeft overlegd, mag dit examen alsnog in dezelfde zittijd afgelegd worden.

§3 – Wanneer een kandidaat om een gewettigde reden verhinderd is om verder aan de zittijd deel te nemen, wordt hij verontschuldigd naar het oordeel van de voorzitter en, indien nodig of door de kandidaat gevraagd, van de ombudspersoon.

Art. 19 Onwettige afwezigheid

Wanneer een kandidaat – naar het oordeel van de voorzitter nadat deze advies ingewonnen heeft van de ombudspersoon en de betrokken examinator – zonder wettige reden op het examen afwezig is, mag hij aan de examenzittijd niet verder deelnemen of, in het geval van een examenmoment niet deelnemen aan de eerste examenzittijd. Hij wordt op de deliberatie na de eerste zittijd met een ‘niet geslaagde kandidaat zonder mogelijkheid van herkansing’ gelijkgesteld.

Art. 20 Beoordeling didactische stage

§1 – Alle activiteiten in het kader van de pedagogisch-didactische stages worden, samen met de hiervoor vereiste vaardigheden en attitudes, gedurende het academiejaar permanent geëvalueerd.

§2 – Door de stage-verantwoordelijken wordt voor iedere kandidaat een eindcijfer voor de pedagogisch-didactische stage op twintig punten toegekend en in een schriftelijk verslag gemotiveerd.

§3 – Het toegekende en gemotiveerde eindcijfer ontstaat niet uit een wiskundige verrekening van de in de loop van het cursusjaar toegekende cijfers. De stagementoren schrijven een verslag over de kandidaat.

Art. 21 Deliberatie aanwezigheid examinatoren

De leden van de examencommissie nemen aan de deliberatie deel en ondertekenen de presentielijst. Een lid dat gewettigd verhinderd is, deelt dit vooraf mee aan de voorzitter van de examencommissie.

Art. 22 Deliberatie aanwezigheid kandidaten

De kandidaten moeten zich tijdens de beraadslaging ter beschikking houden van de examencommissie. Het tijdstip van de beraadslaging wordt hen voorafgaand meegedeeld.

Art. 23 Deliberatie geheimhouding

De leden van de examencommissie en alle personen die ter zitting aanwezig zijn, zijn tot blijvende geheimhouding over de beraadslaging en eventuele stemmingen verplicht.

Art. 24 Deliberatie stemrecht

§1 – Stemgerechtigd betreffend een bepaalde kandidaat zijn de leden van de examencommissie bedoeld in art. 11.

§2 – Elk stemgerechtigd lid van de examencommissie beschikt maximaal over één stem, ongeacht het aantal vakken of het aantal werkzaamheden of oefeningen dat hij beoordeeld heeft.

Art. 25 Deliberatie aanwezigheidsquorum examinatoren

Twee derde van de stemgerechtigde leden van de examencommissie moet aanwezig zijn om geldig te kunnen beslissen. Indien dit niet geval is, moeten men, binnen de vijf werkdagen, een nieuwe samenkomst plannen waarop een gewone meerderheid van de leden aanwezig is om geldig te beslissen. Werkdagen zijn alle dagen die geen zon- of wettelijke feestdagen zijn.

Art. 26 Vaststelling examenresultaat

Het totale examenresultaat wordt door de examencommissie bij unanimiteit vastgelegd. Wanneer er geen unanimiteit onder de stemgerechtigde leden is, formuleert de voorzitter een voorstel. Over dat voorstel wordt gestemd.

Art. 27 Stemmingsregels

§1 – Het door de voorzitter geformuleerde voorstel is aanvaard wanneer het ten minste de helft van de geldig uitgebrachte stemmen behaalt.

§2 – Een stem is geldig wanneer zij zich ondubbelzinnig uitspreekt voor of tegen het voorstel of de onthouding vermeldt. Een blanco uitgebrachte stem is gelijkgesteld met de onthouding. Bij ex aequo van stemmen is de stem van de voorzitter beslissend.

§3 – Indien een stemgerechtigd lid of de ombudspersoon hierom verzoekt, is de stemming geheim.

Art. 28 Totale examenresultaat

§1 – De examencommissie stelt voor elke kandidaat het totale examenresultaat vast, met inachtneming van de artikels 30 tot en met 34. Zij beslist autonoom over (i) het slagen van de kandidaat, (ii) het uitstel of (iii) het niet geslaagd zijn zonder mogelijkheid van herkansing, alsook over de toe te kennen graden.

§2 – Een uitgestelde kandidaat kan zich opnieuw aanbieden voor de tweede examenzittijd, indien het geval met overdrachten. Een kandidaat die niet is geslaagd zonder mogelijkheid van herkansing, kan dat niet.

§3 – Een kandidaat die niet deelnam aan alle hem opgelegde examens in de eerste examenzittijd, wordt gelijkgesteld met een uitgestelde kandidaat; een kandidaat die niet deelnam aan de praktische modules wordt beschouwd als een niet geslaagde kandidaat, al dan niet met mogelijkheid van herkansing.

Art. 29 Bindende criteria pedagogisch-didactisch programma

Een kandidaat slaagt als hij ten minste tien punten op twintig behaalt op elk examen. Een kandidaat die geen tien punten op twintig behaalt voor de pedagogisch-didactische stage wordt in de eerste examenzittijd verklaard als zijnde niet geslaagd voor de pedagogisch-didactische oefeningen en kan zich niet opnieuw aanbieden voor de tweede examenzittijd.

Art. 30  Vermelding graden

§1 – De examencommissie kent een geslaagde kandidaat de vermelding ‘op voldoende wijze’, ‘met onderscheiding’, ‘met grote onderscheiding’ of ‘met grootste onderscheiding’ toe. De richtpercentages zijn respectievelijk 60, 70, 80 en 90 % als einduitslag van de gehele opleiding.

§2 – De examencommissie onderzoekt of de graden toegekend kunnen worden aan een kandidaat die voor één of meerdere opleidingsonderdelen minder dan 50% van de punten heeft behaald.

Art. 31 Onregelmatigheden

§1 – Wie fraude pleegt, ook om iemand anders te helpen, zal door de examencommissie worden gesanctioneerd, zelfs als de fraude pas achteraf mocht vastgesteld worden. Ook het in bezit hebben van ongeoorloofde middelen tijdens het examen wordt beschouwd als fraude.

§2 – De examinatoren zijn ertoe gehouden bij het afnemen van examens maatregelen te treffen ter voorkoming van fraude.

§3 – Elke examinator informeert de voorzitter over elke bij een examen vastgestelde onregelmatigheid die de uiteindelijke beslissing van de examencommissie kan beïnvloeden. In afwachting van de beslissing van de examencommissie kan aan een kandidaat niet geweigerd worden zijn examens verder af te werken.

§4 – Op grond van een bij een examen vastgestelde onregelmatigheid kan de examencommissie beslissen de betrokken kandidaat ‘niet geslaagd’ te verklaren. Zij kan bovendien beslissen dat de betrokkene geen aanspraak kan maken op de in artikelen 40 en 41 vermelde overdrachten of eerder verworven kwalificatie of competenties.

§5 – Indien komt vast te staan dat de begane onregelmatigheid met voorbedachtheid werd begaan, kan de kandidaat zich slechts inschrijven voor de eerste examenzittijd van het volgend academiejaar zonder aanspraak te kunnen maken op enige overdracht. Over het bestaan van voorbedachtheid oordeelt de examencommissie.

§6 – In al deze gevallen wordt de kandidaat vóór het nemen van de beslissing gehoord door de voorzitter en de ombudspersoon, tenzij de kandidaat hiervan afziet. Op zijn verzoek wordt de kandidaat gehoord door de examencommissie.

§7 – Verdere sanctionering gebeurt overeenkomstig het tuchtreglement.

Art. 32  Proces-verbaal van de deliberatie

§1 – Het deliberatieverslag bevat de presentielijst en vermeldt voor elke kandidaat de genomen beslissingen over het slagen, de graden, de overdrachten van examencijfers en – indien het geval – de motivatie van het niet geslaagd zijn en/of de niet herkansbaarheid voor de didactische of theologisch-pastorale oefeningen.

§2 – De voorzitter, de secretaris en tenminste drie stemgerechtigde leden ondertekenen het verslag.

Art. 33 Openbare proclamatie

Na de deliberatie deelt de voorzitter van de examencommissie of een afgevaardigde in het openbaar voor elke kandidaat de beslissing van de examencommissie mee. Na deze mededelingen verklaart hij de examenzittijd voor gesloten.

Art. 34  Mededeling van de examenresultaten

Binnen acht kalenderdagen na de proclamatie wordt aan alle kandidaten het resultaat van elk examen en/of opleidingsonderdeel en van de pedagogisch-didactische stage in cijfervorm meegedeeld. Het resultaat van de theologisch-pastorale oefeningen wordt met voldoende/onvoldoende aangeduid. Voor die opleidingsonderdelen waarvoor de examencommissie een deliberatie uitspreekt, worden de punten vervangen door een letter ‘D’.

Art. 35 Bespreking van de examenresultaten

Na de proclamatie of op een later door de examinator afgesproken tijdstip staat deze laatste ter beschikking van de kandidaten. De examinatoren delen op vraag van een kandidaat mee waar en wanneer zij daarna nog ter beschikking zijn voor een nabespreking van de resultaten.

Art. 36 Examenmateriaal: bewaring en inzage

Het instituut of de examinator staat in voor het bewaren van de kopijen van de schriftelijke examens en andere evaluatiedocumenten tot twaalf maanden na de proclamatie. Enkel de betrokken kandidaat kan inzage van zijn kopij krijgen, met medeweten en/of in aanwezigheid van de examinator. Van andere documenten uit het evaluatiedossier mogen geen kopijen gemaakt worden.

Art. 37 Overdrachten algemeen

Overdrachten worden verworven onder de in artikelen 40 en 41 vermelde voorwaarden. Individuele examinatoren kunnen geen overdracht verlenen.

Art. 38 Overdrachten binnen één academiejaar

Uitgestelde kandidaten die zich opnieuw laten inschrijven voor een volgende examenzittijd van hetzelfde academiejaar kunnen een overdracht bekomen voor elk opleidingsonderdeel waarvoor zij minstens tien punten op twintig hebben behaald.

Art. 39 Overdrachten naar een volgend academiejaar

§1 – Niet-geslaagde kandidaten die in het volgende academiejaar opnieuw inschrijven in dezelfde onderwijsinstelling, bekomen overdracht voor elk opleidingsonderdeel waarvoor zij tenminste tien punten op twintig hebben behaald.

§2 – De examencommissie kan geen overdracht naar een later academiejaar verlenen voor de didactische stage.

§3 – De toegekende overdrachten blijven geldig.

Art. 40 Examens in andere instelling

Kandidaten die een of meerdere opleidingsonderdelen volgen aan een andere onderwijsinstelling, leggen examen af op de plaats en het tijdstip welke bepaald worden door het instituut waar de betrokken opleidingsonderdelen gevolgd werden.

Art. 41 Aanstelling ombudspersoon

§1 – De directeur duidt bij de aanvang van het eerste examenmoment voor het lopende academiejaar een ombudspersoon aan en publiceert de naam.

§2 – De ombudspersoon kan gekozen worden uit het administratief personeel, of uit het corps van docenten op voorwaarde dat de docent in het lopende academiejaar niet doceert, of kan ook een externe zijn.

Art. 42 Taakomschrijving ombudspersoon

De ombudspersoon onderzoekt alle collectieve en individuele klachten en problemen in verband met de examens en de deliberatie. Hij informeert de kandidaten, verwijst hen door naar de bevoegde organen en treedt op als bemiddelaar bij klachten of geschillen. Hij mag in geen geval de kandidaten voor wie hij als ombudspersoon optreedt, zelf examineren. Hij voert zijn opdracht telkens uit gedurende de examenperiodes, met inbegrip van de examenmomenten en enkel voor de kandidaten voor wie hij is aangewezen.

Art. 43 Beschikbaarheid ombudspersoon

Samen met de mededeling van de examenroosters wordt meegedeeld hoe de ombudspersoon bereikbaar is.

Art. 44 Informatierecht ombudspersoon

Ten einde zijn taak naar behoren te kunnen vervullen, heeft de ombudspersoon, ook vóór de beraadslaging van de examencommissie, recht op alle informatie betreffende elk examen. Hij is tot geheimhouding verplicht.

Art. 45 Deelname ombudspersoon aan deliberatie

De ombudspersoon neemt niet deel als  lid van de examencommissie wanneer de deliberatie plaatsvindt over de kandidaten van het opleidingsjaar of de opleidingsjaren waarvoor hij werd aangesteld. Hij neemt wel deel met raadgevende stem overeenkomstig art. 17.

Art. 46 Rapportering ombudspersoon

Na het afsluiten van iedere examenperiode maakt elke ombudspersoon zo nodig een algemeen verslag op van zijn interventies, signaleert hij problemen waarmee hij geconfronteerd werd en kan hij verbeteringen voorstellen. Dit verslag wordt overgemaakt aan de directeur.

Art. 47 Materiële vergissingen

Materiële vergissingen die tot zestig dagen na de proclamatie worden vastgesteld en die niet van aard zijn dat ze de beslissing van de examencommissie kunnen beïnvloeden, worden onmiddellijk door de voorzitter hersteld.

Art. 48 Herziening van de beslissingen

§1 – Materiële vergissingen die de geldigheid van de door de examencommissie genomen beslissing in het gedrang brengen, worden binnen de acht werkdagen na de proclamatie per aangetekend schrijven aan de voorzitter van de examencommissie meegedeeld. Deze oordeelt over de ontvankelijkheid en gegrondheid ervan en motiveert zijn besluit. De voorzitter kan de examencommissie binnen de zestig dagen na het ontvangen van het aangetekend schrijven in buitengewone zitting bijeenroepen en de materiële vergissing herstellen. De voorzitter heeft de betrokkenen vooraf gehoord, eventueel in het bijzijn van de ombudspersoon.

§2 – De nieuwe beslissing wordt bekendgemaakt en schriftelijk aan de kandidaat meegedeeld door de voorzitter van de examencommissie.

Art. 49 Beroepsrecht

§1 – De kandidaat die de geldigheid van de door de examencommissie – in buitengewone zitting bijeen – genomen beslissing blijft aanvechten, heeft het recht zich te richten tot de beroepscommissie. Deze commissie bestaat rechtens uit drie leden die door de Vlaamse bisschoppen ad hoc worden aangeduid en bevestigd voor een welbepaalde periode.

§2 – Het beroep wordt door de kandidaat per aangetekend schrijven aan deze beroepscommissie gericht binnen de vier werkdagen na de uitspraak van de buitengewone examencommissie.

§3 – De uitspraak van de beroepscommissie is definitief.

Art. 50  Wijziging examenreglement

Wijzigingen van het examenreglement zijn slechts mogelijk bij beslissing van de raad van bestuur, na bij de directeur en via hem bij de docenten hieromtrent advies  te hebben ingewonnen.

HIGW-Antwerpen
8 september 2018

Mgr Johan Bonny,
Bisschop van Antwerpen