Naar aanleiding van een student die mij meldde dat er verwarring kan ontstaan rond het interpreteren van de aanduidingen in liturgische boeken en de bijbelverwijzing, leg ik hier kort het verschil uit tussen de aanduiding voor de liturgische jaren en de aanduidingen voor gedeelten van een bijbelvers.
In de liturgie lezen we in de Dienst van het Woord passages uit de Bijbel (perikopen). Deze bijbelpassages zijn te vinden in een lectionarium. Een lectionarium is geen Bijbel. Er zijn zeven verschillende lectionaria:
- drie lectionaria met de Schriftlezingen voor de zondag- en feestdagsvieringen in een bepaald liturgisch jaar (A-jaar (we lezen uit het Mattheüsevengelie); B-jaar (we lezen uit het Marcusevangelie), C-jaar (we lezen uit het Lucas-evangelie)
- drie lectionaria met de Schriftlezingen voor de vieringen op de weekdagen (oneven jaar – even jaar – sterke liturgische tijden)
- één lectionarium voor de heiligenfeesten
De aanduiding A -jaar, B -jaar en C- jaar heeft dus niets te maken met de kleine letter a, b, c, enz in de bijbelverwijzing. De aanduiding A-, B-, C- jaar duidt dus op het lturgische jaar waarin we ons bevinden (dit jaar lezen we in de zondagsliturgie uit het evangelie van Matheüs, dus A -jaar). In de afbeelding hieronder zie je een afdruk uit de liturgische kalender. In deze kalender staat voor elke dag aangeduid welke passages uit de bijbel er gelezen worden. In de eerste regel zie je naast de datum
de aanduiding A-jaar in een groen kader. Dit is de verwijzing naar het liturgische jaar waarin we ons bevinden. In de bijbelverwijzing naar de eerste lezing van deze zondag vind je de kleine letter a, als aanduiding dat we lezen uit het 25ste hoofdstuk van het boek Jesaja, verzen 6 tot en met het eerste deel van vers 10.
Wie meer informatie wil weten over het liturgisch jaar, liturgische kalender, lectionaria kan het best zijn vragen stellen aan vicaris Bart Paepen die de cursus Inleiding liturgie verzorgt.
